Naar een eerlijker systeem voor onze boeren
De stijgende energieprijzen door onder meer de geopolitieke situatie met Rusland zetten de land- en tuinbouwsector nog meer onder druk. Boeren zijn het beu dat ze tegen oneerlijke prijzen tegen oneerlijke concurrentie moeten produceren. Ze haken af. De korte keten is daar tegenover een ecologisch, duurzaam en eerlijk verdienmodel en zet de boeren mee aan de onderhandelingstafel.
De coronacrisis vormde een onverwachte katalysator voor de korte keten. De consument wil steeds bewuster betrokken zijn bij het voedselsysteem en hecht meer belang aan seizoensgebonden en lokale voeding. De pandemie toonde ook de kwetsbaarheid van de globale voedingsketen en de bijhorende afhankelijkheid van producerende landen. “De pandemie gaf een boost aan alles wat lokaal is. In de eerste lockdown zagen korte ketenboeren hun omzetcijfers verdrie- of viervoudigen. Nu ligt hun omzet nog steeds twintig procent hoger dan voor corona”, zegt Ann Detelder, coördinator van Steunpunt Korte Keten. De organisatie ondersteunt en begeleidt momenteel 3000 producenten in Vlaanderen die (willen) ondernemen volgens het korte ketenmodel.
DUMPPRIJZEN
Door de oorlog in Oekraïne en de coronapandemie swingen de energieprijzen de pan uit. Dat voelt ook de landbouwsector: de prijzen van de producten die de boer nodig heeft in het productieproces, zoals meststof en brandstof, stegen met vijftien procent in 2021. Met als gevolg dat het inkomen van de boeren daalde met zeven procent.
Dat inkomen ligt al zeer laag doordat de grootindustrie de controle heeft over de prijzen die de boer krijgt voor hun product. “Veel boeren doen landbouw met een hart voor de sector, maar willen er ook hun boterham mee verdienen”, benadrukt Detelder. “Dat lukt vaak niet in de reguliere landbouw, waar boeren hun producten leveren aan de veilingen. Daar staat een aftelklok waarop de prijs voor het product zakt per seconde. De groothandelaars proberen bij een zo laag mogelijke prijs als eerste op het knopje te duwen. De dag erop horen de boeren de prijs die werd afgetikt en die is vaak amper of niet kostendekkend.”
Daarbovenop komt er vaak nog een hele resem tussenschakels aan te pas, die het verschil tussen de prijs die de boer krijgt en de uiteindelijke winkelprijs alsmaar vergroot. “De boer krijgt een heel lage prijs wanneer hij verkoopt op de veiling. Vervolgens stijgt die prijs bij elke tussenschakel want elke schakel wil zijn deel”, vertelt boerendochter Carine van het Groentenhofke in Kontich, een korte ketenboerderij. “Mijn vader kreeg vroeger vier cent voor een kropsla op de veiling, terwijl het plantje sla zelf al tien cent kostte. Daar zijn de onderhoudskosten niet eens bijgerekend. Uiteindelijk wordt die kropsla aan 78 cent verkocht in de winkel.”
EEN EERLIJK VERDIENMODEL
De korte keten biedt een fair inkomen voor de boer. In dat systeem zijn er zo min mogelijk schakels tussen het landbouwbedrijf en de consument. Alles van productie, tot verwerking en verkoop, gebeurt zo lokaal mogelijk en de producent bepaalt zelf mee de prijs van hun producten.
Vlaams minister van Landbouw Hilde Crevits (CD&V) vindt het korte ketenmodel “een belangrijke economische hefboom voor de boeren om vanuit een eigen prijsvorming een waardig inkomen te garanderen.”
De boer moet opnieuw prijszetter worden. Dat vindt ook Katrien Verbeke, oprichter van Let Us, een sociale onderneming die voedselsystemen verduurzaamt. “Er is nood aan een eerlijke en respectvolle marktprijs voor kwalitatieve landbouwproducten, dat ontbreekt vandaag in de veilingen.” De korte keten garandeert dat wel, vindt Carine: “Met een korte keten schakel je al die tussenpersonen uit, die gaan lopen met de centen van de boeren. Zo krijgen boeren hun eerlijke prijs.”
In de hoevewinkel bepaalt de landbouwer zelf de prijs voor zijn producten. Maar ook korte ketenplatformen zoals Linked.Farm verzekeren een billijke prijs voor de boer. Linked.Farm is een coöperatief platform dat boer en consument verbindt. “Alle actoren in de korte keten die bij ons zijn aangesloten, zijn mede-eigenaars van de software. Zo verdienen zij ook mee op inkomsten uit de softwarelicenties. Maar het belangrijkste is dat de boer centraal staat en prijszetter is”, vertelt oprichter Laurence Claerhout.
SUBSIDIESYSTEEM
De Vlaamse overheid voorziet enkele rechtstreekse financieringen voor korte keteninitiatieven. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) subsidieert investeringen in infrastructuur, zoals lokale verkooppunten maar ook installaties om lokaal producten te verwerken. Voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven voorziet het fonds ook een subsidie, waaronder ook de omschakeling van reguliere landbouw naar korte keten valt. “Als je die subsidies bekijkt in de totaliteit van het Vlaamse landbouwbudget, blijft het morrelen in de marge. De subsidies gaan naar grote actoren en niet genoeg naar korte keteninitiatieven”, vindt Verbeke.
Maar de boeren zijn zelf vaak geen vragende partij voor subsidies. Ze willen zelfstandig ondernemen en hun rendabiliteit niet laten afhangen van dergelijke steun. “Wij wilden absoluut geen subsidies aanvragen. Als je kan opstarten zonder aanloopsteun, dan kom je ook niet in de problemen eens die wegvallen. Ook willen we volledig zeggenschap over ons project hebben”, verduidelijkt Carine van Het Groentenhofke. Ook boer Jorian van de Houwaartse Hoeve in Tielt, een korte ketenboerderij, vraagt liever geen ondersteuning aan: “Ik probeer zelf zoveel mogelijk te variëren in mijn activiteiten om een inkomen te garanderen.”
"Het is nu vooral zaak om een eerlijke marktprijs voor landbouwers te garanderen."
Die subsidie-aversie kan op termijn een vraagstuk worden in de hele landbouwsector. “Het hele landbouwsysteem leeft op subsidies, en dat is een systeemfout”, vindt Katrien Verbeke. We zitten vast in een structuur die nefast is voor onze landbouwers. “Het systeem wordt nooit in vraag gesteld, de overheid kiest hier altijd voor palliatieve zorgen. Maar het is tijd om de fundamenten volledig te herzien”, vindt Claerhout. Het is nu vooral zaak om een eerlijke marktprijs voor landbouwers te garanderen.
Daarnaast moet er ook gesensibiliseerd worden. “Daarvoor moeten de subsidies, die nu de scherpe prijzen voor supermarkten bekostigen, verlegd worden naar bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen zodat zij kunnen voorzien in gezonde maaltijden. Om armoede te bestrijden en gezondheid preventief veilig te stellen moet de focus verlegd worden”, vindt Claerhout. “Wallonië heeft dergelijke programma’s, maar hier is de lobby van organisaties als de Boerenbond veel te groot om investeringen te verleggen. Er is te veel geld mee gemoeid, op de kap van de boeren.”
DE BOER LOOPT VOOR OP HET BELEID
Een eerlijke prijszetting ziet Claerhout ook niet gebeuren op het niveau van de grote retailers. “’Lokaal’ is nu heel trendy, dus is er veel vraag naar. Supermarkten spelen daarop in (niet het minst als marketingstrategie) door voeding van lokale boeren aan te bieden. Of ze nu ook de machtsverhoudingen zullen veranderen op lange termijn en de boer prijszetter zullen maken? Dat zie ik niet snel gebeuren. Uiteindelijk zal vraag en aanbod in evenwicht komen en zal de markt opnieuw overnemen. Dan wint altijd de sterkste actor, namelijk de grote spelers.”
Hier zou de overheid kunnen tussenkomen. “Het is absurd dat supermarkten niet met verlies mogen verkopen, maar boeren wel”, vindt Verbeke van Let Us. “Minimumprijzen zouden de producenten beschermen en mee baas maken van de prijs die ze krijgen.” Ook boerin Carine vindt dat de machtsverhoudingen beter gereguleerd moeten worden: “De supermarkten misbruiken heel de landbouwsector. Ze maken prijsafspraken met de producenten, in het nadeel van de producenten. Hier moet de overheid meer tussenkomen.”
Maar in een vrije markteconomie is dat niet evident. “Inbreken in prijsvorming kunnen en willen wij niet als overheid”, legt Crevits uit. “Wel willen we het marktonevenwicht het hoofd bieden. Er zijn ontelbaar veel producenten, en maar een aantal spelers tussen hen en de consumenten. Zo hebben zij, de grote retailers, meer macht. Daarom steunen we coöperaties, en ook producentenorganisaties. Daarin kunnen producenten van eenzelfde product zich verenigen om zo in een sterkere positie een prijs te onderhandelen met de groothandelaars. Het is belangrijk dat we de boeren versterken in hun positie op de markt.”
Momenteel wordt ‘Het Vlaams Strategisch Gemeenschappelijk Landbouw plan’ (GLB) voor de komende vier jaar opgemaakt. “We kijken in dit plan nu vooral naar nieuwe verdienmodellen, waar de korte keten een belangrijk onderdeel van uitmaakt”, reageert Crevits. Maar Carine is niet hoopvol: “Ik verwacht niet veel veranderingen met dit plan.”
Investeren in campagnes die Vlaamse consumenten overtuigen om lokale voeding te kopen is een belangrijke zet om het korte ketenmodel een volwaardige plek op de markt te geven. “Vanuit de Vlaamse overheid financieren we organisaties zoals het Steunpunt Korte Keten en opleidingen over de korte keten. Via VLAM zetten we in op promotie voor de korte keten en elk jaar ondersteunen we ook ‘De Week van de Korte Keten’”, vertelt de minister.
Maar volgens Claerhout zijn die inspanningen niet voldoende. “Het budget van De Week van de Korte Keten is 10.000 euro, dan zie je waar hun prioriteiten liggen, en dat is niet bij ons.” Ook Jorian vindt dat de overheid meer moet sensibiliseren: “Het is belangrijk om de consument in te lichten over welke producten wanneer en in welk seizoen op eigen bodem geteeld worden. Dat gebeurt nog te weinig naar mijn gevoel.”
EEN DUURZAAM VERDIENMODEL
Er is dus een systeemverandering nodig, waarin eerlijke prijzen voor boeren centraal staan. De korte keten verzekert dat. “Nu moeten we alle actoren, grote retailers, overheid en korte ketenproducenten, rond dezelfde tafel te krijgen, want vaak is het water gewoon nog diep tussen hen. Maar alleen blijven praten lost ook niets op”, zegt Verbeke van Let.Us. Afgelopen jaren lijkt er ook niet meer gebeurd dan praten. In 2011 ontwikkelde Vlaanderen al een ‘Strategisch plan voor de korte keten’. “We hebben dat nu tien jaar later van onder het stof gehaald en er is nog niets uit gebeurd”, beklemtoont Claerhout. Toch vindt Crevits dat er al veel stappen zijn gezet, zoals het VLIF dat toegankelijker is gemaakt voor de korte keten. “De korte keten is een mooi verdienmodel, maar ook bedrijfsgebonden en dus niet voor elke boer in Vlaanderen toepasbaar”, reageert de minister. “Dat neemt niet weg dat we samen met de sector de komende jaren blijven inzetten op de korte keten.”
"Alleen blijven praten lost ook niets op"
Volgens Katrien Verbeke is het “kijken hoe we kleinschalige, lokale en eerlijke landbouw op een leefbare manier zijn plek geven.” De boeren en organisaties zoeken al volop uit hoe de korte keten een volwaardig verdienmodel kan worden. “We willen de korte keten op een duurzame manier opschalen. Het aantal korte ketenboeren groeit, maar vaak rijden ze ook zelf rond. Dat kan efficiënter”, vindt Ann Detelder van het Steunpunt. Linked.Farm ontwikkelde een software waarin de korte keten efficiënt georganiseerd wordt. Op hun platform brengen ze alle betrokken actoren van de korte keten samen in een coöperatie. In dertig logistieke knooppunten (hubs) verzamelen ze de boeren en hun producten. Momenteel zijn er een duizendtal producenten bij hen aangesloten.
Dat het efficiënter kan, bewijst ook het Groentenhofke. Op hun website ‘Boerenambacht’ bundelen ze verschillende producenten uit de buurt in een coöperatie. “Als boer alleen geraak je er niet”, getuigt Carine. Tegelijk zien ze er ook op toe dat de producenten en consumenten niet overbodig veel rondrijden: “De klanten kunnen online bestellen en die bestelling tijdens de openingsuren van de hoevewinkel ophalen. Als de producten geleverd moeten worden, neemt de ene producent producten van de andere mee en levert die samen hier af. Tegelijk nemen ze ook bestellingen terug mee uit onze winkel voor hun klanten. Ook staan we een keer per week aan een school in de buurt. Zo bereiken we ook de mensen die minder mobiel zijn of het te druk hebben.”
Ook in de Houwaartse Hoeve zijn ze aangesloten bij een coöperatie: Kort’Om Leuven brengt de producten van korte ketenboeren rond Leuven samen in een hub en verdeelt ze daarna aan supermarkten en horecazaken. “Ook hebben we een kleine hoevewinkel en een webshop waar we onze eigen producten aanbieden en ook producten die we via Kort’Om van andere boeren aankopen”, vertelt Jorian.
De korte keten wordt een belangrijk verdienmodel naar de toekomst toe, daar lijken alle partijen het over eens. Even belangrijk blijft het zoeken naar een landbouwsector die eerlijk is voor boer en milieu. “Het is belangrijk oog te hebben voor de veelzijdigheid van onze landbouwsector, de korte keten is een heel belangrijk onderdeel van die diversiteit, maar is geen optie voor elk bedrijf”, concludeert Hilde Crevits.
Tekst: Nel Lauwerier