Cinema Central in Ninove
Tien jaar geleden leek het einde voor de dorps- en buurtbioscopen in zicht. Digitale projectoren werden de nieuwe norm voor het spelen van films, waardoor bioscopen moesten renoveren om te kunnen blijven draaien. Niet iedereen overleefde de overgang naar het digitale tijdperk, en een groot aantal zalen moest hun deuren sluiten. Subsidies verkleinden de sprong om te digitaliseren wel, maar die overstap verliep voor de ene bioscoop al wat vlotter dan voor de andere.
“Schrik om te moeten stoppen hebben wij niet gehad”, vertelt Lien Staels (26) van het Feestpaleis in Aalst. Ondertussen werkt ze er al vijf jaar, samen met haar vader Toni en moeder Rita. De familie van haar vader baat de bioscoop als sinds 1925 zelfstandig uit. Negentien jaar geleden kochten zij ook Palace op, de enige andere bioscoop in Aalst.
“We hebben geluk”, gaat Lien verder. “Dankzij onze vaste klanten en de voordelige prijs-kwaliteitverhouding doen wij het nog altijd goed. We merken wel dat het tij stilaan aan het keren is voor de bioscoopketens. Voor grote gezinnen is het niet altijd mogelijk om naar een grotere bioscoop te gaan, vooral de laatste jaren zijn de prijzen enorm gestegen. Bij kleinere bioscopen krijg je hetzelfde aanbod films en popcorn voor de helft van de prijs.”
“Wij zijn moeten meegaan met de digitalisering. We konden niet anders."
De opkomst van online streamingdiensten vormde geen grote bedreiging voor het bioscoopwezen volgens Lien. “Op het internet vind je tegenwoordig gemakkelijk gratis films maar dan mis je de beleving die een cinema je biedt. Dat is waar het om draait, die belevenis. We hebben klanten die twee keer per week komen. Het maakt hen niet uit welke film ze kijken, omdat ze het gewoon graag doen. Ondanks al die nieuwe mogelijkheden laten filmliefhebbers hun cinema’s niet in de steek, dat is mooi.”
“Toen Netflix enkele jaren geleden naar België kwam, waren we ongerust. We dachten dat we bezoekers zouden verliezen, maar uiteindelijk hebben we daar niets van gevoeld. Ik denk dat zoiets vooral studenten aanspreekt, omdat dat voordelig is. De oudere generaties verkiezen toch nog hun bezoekjes aan de bioscoop.”
Digitaal tijdperk
De toekomst zag er niet altijd rooskleurig uit voor de buurtbioscopen. Toen tien jaar geleden de Hollywood-giganten besloten om alleen nog digitaal te werken, betekende dat bijna het einde voor de zelfstandige cinemazalen. Films werden niet of zelden analoog uitgebracht. Bioscopen waren daardoor genoodzaakt nieuwe digitale projectoren aan te schaffen.
Cinema Central in Ninove
De digitalisering bracht heel wat voordelen voor de filmstudio’s en distributeurs. De voornaamste reden was de kost van een filmkopie. Een digitale filmkopie kostte een fractie vergeleken met die van een filmspoel. Maar waar de grote bioscoopketens haast probleemloos hun zalen konden aanpassen, lag dat voor de kleine bioscopen net iets anders. Aanzienlijke investeringen waren nodig om mee te kunnen met de grote spelers.
Het probleem bleef niet onopgemerkt. In 2012 maakte minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) een budget vrij voor de digitalisering van alternatieve en kleinere bioscopen. Hiermee wilde de regering kleine bioscopen de kans geven om mee op de digitale trein te springen. Naast de overheidssubsidies werd er door de filmdistributeurs een tegemoetkoming aan de bioscoopuitbaters voorgesteld. De V.P.F. ofwel Virtual Print Fee, is een vergoeding die uitbetaald wordt aan de uitbaters telkens ze een digitale film in première spelen. Hiermee konden de buurtbioscopen deels de kosten van de nodige investeringen financieren.
“We merken dat het tij aan het keren is voor de bioscoopketens.”
De vergoeding van de distributeurs was een steun in de rug voor de uitbaters, maar de kost om hun zalen digitaal te maken was te groot om alleen te dragen. De meeste bioscopen maakten de overstap met behulp van twee mogelijke modellen. Bij het eerste gaat de bioscoop een lening aan bij de bank. De lening wordt deels maandelijks afbetaald door een derde partij, die los staat van het bioscoopwezen, in ruil voor de V.P.F. van de filmdistributeur. De derde partij wordt zo eigenaar van de projectieapparatuur. Bioscoopuitbaters beschikken zo over een digitaal systeem. Bij het tweede model wordt alles direct gefinancierd door de derde partij, waarvoor de investeerder aan de uitbater een maandelijkse afbetaling vraagt. Om de V.P.F. te kunnen verzekeren moet de uitbater er wel voor zorgen dat hij of zij genoeg premières van de distributeur krijgt.
Ook bij het Feestpaleis moesten ze hulp inroepen van buitenaf om te kunnen renoveren. “We moesten meegaan met de digitalisering. We konden niet anders, de beslissing kwam van bovenaf. Het was nu voordelig om te digitaliseren. Een filmrol kopie kostte al snel 2500 euro. Die werden met de veranderende technologie vervangen door D.C.P.’s (Digital Cinema Package), een soort van harde schijven en waren maar een tiende van de prijs. Tegenwoordig wordt alles langs een beveiligde lijn via het internet doorgestuurd, zodat we het enkel nog maar moeten uploaden in ons systeem.”
“Wij wilden ons gerust aanpassen”, gaat Lien verder, “maar sommige andere bioscopen zagen die overstap niet zitten. Dat viel deels wel te begrijpen, want zo’n renovatie zelf bekostigen was geen mogelijkheid. Die Virtual Print Fee was dus een grote hulp, en heeft kleine bioscopen toegelaten om de overstap te kunnen maken. Wij hebben toen ook subsidies gekregen. Daarnaast zijn we met een third party in zee gegaan. Dat was dan een contract van tien jaar dat je aanging om alles te kunnen afbetalen. Volgend jaar loopt dat van ons af.”
Cinema Central
Paul Raes (75), uitbater van Cinema Central in Ninove, wilde eerst niets weten van de digitalisering. “Meer dan een halve eeuw draaiden wij hier enkel op vijfendertig millimeter film, maar sinds 2012 konden wij bijna niet meer aan pellicule films geraken. Iedereen was aan het overstappen naar dat digitaal systeem. Wij zijn bang geweest dat we moesten sluiten. Dat was spijtig geweest want mijn familie zit al lang in het bioscoopwezen. Het is begonnen met mijn grootouders, die in 1934 Cinema Casino in Denderhoutem opstartte. Toen zij overleden hebben mijn ouders de cinema overgenomen. In 1960 kochten ze deze bioscoop, waar ik sinds mijn vijftiende werk. Op onze beurt hebben mijn broers, zus en ik de bioscoop verder gezet als hobby.”
“De digitalisering heeft ons in een lastige positie gebracht. Het was meedoen of ermee ophouden”, gaat Paul verder. “Als de minister ons geen subsidies had toegekend, waren we nu failliet. Met dat geld hebben we voor een van onze twee zalen een digitale projector kunnen aankopen. Even later hebben we zelfs 3D kunnen aanschaffen. De hoop keerde stilaan terug. Film is mijn passie, dus zolang ik kan hoop ik dit nog te kunnen doen.”
Zeven jaar later is de digitale storm gaan liggen. Toch lijkt het gevaar van de grote bioscoopketens niet helemaal geweken. In tijden van 4D, Laser Ultra en Imax valt de toekomst voor onze buurtbioscopen moeilijk te voorspellen.
Nora Rodet