Kling…oehhh…KLANG. Het geluid van kletsende toestellen en kreunende mensen. Soms nog enigszins ritmisch, meestal een ware kakofonie. Te luide muziek van de groepsles. Een duracelkonijn op een podium dat zich staat uit te sloven. Puffend, in horten en stoten aanmoedigingen predikend. Eventjes gaan sporten, dacht ik. Eventjes het hoofd leegmaken. Een beetje ontprikkelen… Eén grote illusie, zo blijkt al snel.
En toch krijg ik mezelf elke week weer in die fitness. Ook nu. Tussendoor kijk ik wat rond om te zien wat voor typetjes er vandaag weer te fileren vallen. Grosso modo vind je er twee groepen: de fanatieke uitslovers en de kneusjes die amper weten wat ze zich moeten voorstellen bij een uurtje fitnessen. In het begin behoorde ik tot die laatste groep. Ik was dat bange vogeltje dat continu dacht dat het in de weg liep. ““oOeie sorry, doe maar, oh, heb jij dit nodig, gebruik maar, hoor!” Godver Joke, waar is je assertiviteit naartoe?
Ondertussen ben ik die kneusjesfase gelukkig allang voorbij. Ik heb me volledig over het intimiderende heen gezet en heb me dezelfde zelfverzekerde houding aangemeten als de andere fanatiekelingen. Nu leg ik, zodra ik de kans krijg, direct beslag op elk toestel dat ik wil. Of blijf ik iemand kwaad aanstaren als die te lang pauzeert en naar mijn gevoel het toestel niet meer nodig heeft. Je ziet het: ik word een echte.
Het hele fitnessgebeuren doet me vaak denken aan een circus, een allegaartje van de meest uiteenlopende karikaturen. Iedereen werkt er aan zijn eigen trucje en loopt daarbij elkaar in de weg. De ultieme chaos. Individualisme primeert, iedereen is gefocust op zijn eigen acte de présence. De ene doet dat al op een iets elegantere manier dan de andere. Maar de leeuwen, de opgepompte gasten in de fitness die elk moment in een kramp kunnen schieten, spannen toch de kroon. Zij proberen zich groot en stoer op te stellen, maar slaan in mijn ogen een mal figuur. Als een leeuw in een kooi. Met te veel spiegels. Spiegels, waarin ze elke seconde hun spiergroei nauwlettend opvolgen. En nee, buitenproportioneel zware gewichten optillen terwijl je klinkt als iemand die bijna klaarkomt, maakt je echt niet aantrekkelijker.
Soms bevind ik me als enige niet-fanatiekeling in zo’n kooi met van die opgepompte gevallen. Ik beoordeel en word ook zelf beoordeeld. Op mijn lomp zijn, bijvoorbeeld. Ook vandaag is het weer raak. Ik merk verrukt op dat er in de hoek een halter ligt met de ideale gewichten. Vol overtuiging til ik het ding op om het naar mijn afgebakende territorium te dragen, vallen plots alle gewichten eraf. Ze vliegen alle kanten op, waarbij er een net niet op iemands teen rolt. “Schonen entrée, Joke, hoe ga je dat nog goedmaken?” Even voel ik me weer vervagen tot dat kneusje waarvan ik dacht dat ik het ver achter me gelaten had.
“Bent u voor iets specifieks aan het trainen?” hoor ik plots. Wauw, een leeuw die niet enkel oog heeft voor zijn eigen spiegelbeeld. Opgetogen door het zeldzame sociale momentje, leg ik de moedige onbekende uit dat ik last heb van een lopersknie en sindsdien mijn frustraties van de dagelijkse sleur niet al lopend, maar al fitnessend botvier. Blijkbaar had hij mij al enkele keren in de fitness opgemerkt en vond hij dat ik “zo’n gedrevenheid uitstraalde”. Geflatteerd door het compliment, bedenk ik dat het toch niet alleen maar kommer en kwel is.
Al blijft het toch iets speciaals, je integreren in de fitnesscultuur. Maar goed, ik heb het proces ondertussen weten te omarmen. Bovendien begin ik de attitude die fitnessers horen te hebben echt onder de knie te krijgen. Met die nuance dat ik me vaak nog een olifant in een porseleinkast voel. Ik ben op dit moment weliswaar nog geen leeuw, maar wel al een welpje. Ooit komt er een dag waarop ik mee in het narcistische, zelfverzekerde gelid van het circus zal kunnen lopen. En mijn nogal doorzichtige lompigheid vakkundig zal kunnen maskeren. Ooit.
Joke Van Hove