De naam Félicien Rops doet bij weinigen nog een belletje rinkelen. Nochtans is hij een belangrijk figuur binnen de kunstgeschiedenis. Multidisciplinair in talent en rebels qua karakter. Rops werd in vele kringen gelauwerd om zijn taboebrekende oeuvre. De bekende Franse impressionist Edouard Manet noemde hem in een brief zelfs “de enige echte artiest die ik in België heb ontmoet.” Een portret een van de meest onderschatte Belgische kunstenaars.
Félicien Rops wordt in 1883 geboren te Namen, als zoon van een rijke industrieel en een katholieke moeder. Maar het burgerlijke milieu zint hem niet, het jezuïetencollege waar hij naartoe werd gestuurd evenmin. Over zijn jeugd spreekt hij volgende woorden: ‘mijn gebreken waren niet aan mezelf te wijten, maar aan mijn foute opvoeding.’ Tegen zijn artistieke ambities in beslist hij later toch filosofie te studeren aan de ULB. Hij leeft er als een echte bohémien en hanteert er een heel onconventionele levensstijl. Verrassend genoeg huwt hij in die periode met de dochter van een Naamse rechter. Een huwelijk dat de duivel in Rops ontketent.
Hij haat het traditionele, burgerlijke leven. De ‘beschaafde’, conventionele levensstijl vergelijkt hij met een gevangenis. Hij verlangt al snel terug naar een bruisend leven vol opwinding. Met wat geërfd geld richt hij het blad 'Uylenspiegel' op. Voor hem betekende dat een definitieve breuk met het politiek correcte. Nadien scheidt hij van zijn vrouw en vertrekt hij richting Parijs, in die tijd the place to be voor kunstenaars. In de cafés Guerbois en Larochefoucauld ontmoet hij vele creatieve geesten waaronder Victor Hugo. Voor Les Fleurs du Mal van Baudelaire verzorgt hij de illustraties. De Franse hoofdstad inspireert hem en laat hem experimenteren met nieuwe technieken en thema’s. De vrouw, erotiek, satanisme en maatschappelijke satire komen veelvuldig voor in zijn werk. Ook de kerk schopt hij graag tegen de schenen.
In het zog van het opkomend rationalisme tekent hij maar al te graag provocerende taferelen. De kerk, die hij hypocriet vindt, verliest terrein. Daar maakt Rops vervolgens gretig gebruik van. In zijn strijd tegen de welvoeglijkheid schetst hij Sint Theresia, de patrones van de missionarissen, naakt en masturberend. Ook de Heilige Antonius moet eraan geloven. Tot vier keer toe wordt de stakker door Rops afgebeeld, vaak omringd door schaars geklede vrouwen en varkens. Die laatsten verwijzen naar de dierlijke driften die aanwezig zijn in elke mens. Het vlees is zwak, en dat is ook te merken in zijn afbeelding van vrouwen. Hij was immers een van de eersten die hen niet afschilderde als ondergeschikt aan mannen. Want beide geslachten delven in zijn werk het onderspit aan de wellust en seksuele verleiding. ‘Natuurlijke zaken zijn niet schandelijk: naturalia non sunt turpia,’ zou hij daarover gezegd hebben. Tot grote verontwaardiging van sommigen, het tonen van naakte vrouwen was toen taboe.
De zonden blijven Rops inspireren. Pornocrates, ofwel De dame met het varken, is een van zijn bekendste werken. Het schilderij vat Rops’ visie over de vrouwen goed samen. Op het doek wordt een vrouw afgebeeld, naakt op een paar frivole kledingstukken na, met een varken aan de leiband. Het schetst de wereld van de ‘pornocratie’, een bestuursvorm waarbij de samenleving geleid wordt door amoureuze relaties en eerzuchtige maîtresses, en niet door de ‘heersende’ man. ‘In relaties is immers niemand de baas’ dixit de kunstenaar, die op het moment van schilderen een driehoeksverhouding onderhield met twee zussen. In hetzelfde appartement nota bene.
Een ander baanbrekend werk is de reeks Cent Légers Croquis sans prétention pour réjouir les honnêtes gens. Seksualiteit, huizen van plezier en voyeurisme komen veelvuldig terug. Ook de reeks Les Sataniques? mag niet vergeten worden. In die vijf gravures komt Satan aan bod als heerser over de wereld, met al wat vrouwelijk is in zijn greep. Daarmee toont hij hoe onderhevig de mens is aan zijn diepe, instinctmatige verlangens. Het zou zijn laatste reeks worden. Félicien Rops begint te sukkelen met zijn gezondheid, en trekt zich terug in zijn huis Demi Lune te Esonnes in Parijs. Hij verdiept er zich tot zijn dood in 1898 in zijn plantkundige passie: het kweken van nieuwe rozensoorten. Een vredig einde voor een vurige artiest. “Rops suis, vertueux ne puis, hypocrite ne daigne.”
Nordin Sermant