Het grote openingsweekend van het Gents Universiteitsmuseum kon niet doorgaan. Dat museum moet de vele gezichten tonen van wetenschap en brengt stukken uit alle vroegere musea en collecties van de Universiteit Gent samen, onder andere het Archeologisch Museum, het Museum voor de Geschiedenis van de Geneeskunde, de Plantentuin en het Dierkundemuseum. Het GUM wil de bezoeker tonen dat wetenschap het resultaat is van vallen en opstaan, twijfel en verbeelding. De promotiecampagne met het witgeschilderde graffitistraatje, de blanco boeken en de uitdagende beschilderingen van de Gentse trams, prikkelde alvast de nieuwsgierigheid van de Poolis-redactie. Maar een coronavirus leidde tot een sisser na die knallende start.
Dominick Verschelde, de collectiebeheerder van het vroegere Dierkundemuseum en coördinator wetenschappelijk onderzoek van het nieuwe GUM noemt het virus ‘het kroontje’, de letterlijke vertaling van het Latijnse corona. “Het is een grote schok voor ons,” zegt hij, “al was het voor mij als parasitoloog geen verrassing. Toch voelen we ons gesteund door de beslissing van de regering: nu een evenement organiseren zou totaal onverantwoord zijn.” Poolis licht een tipje van de sluier op van wat je niét in het GUM zult zien en leidt je rond in het Dierkundemuseum van weleer.
Rondlopen in dat museum was altijd een avontuur. Duizenden interessante, mooie, maar toch ook wat griezelige resten van dieren waren tentoongesteld - en verstopt - in de kelders van het gebouw aan de Ledeganckstraat, aan de Plantentuin. Het was gemakkelijk om een onvoorbereid familielid of een gevoelige vriend te choqueren met een raar skelet of een parasitaire worm op sterk water (formol). Maar wat het meeste bijdroeg aan de spanning van een bezoek, was het verteltalent van Dominick Verschelde. Lees dit artikel, zodat je weet wat je gemist hebt, en denk de geur van formol er vooral zelf bij.
Ter illustratie
De zoölogiecollectie heeft een lange geschiedenis. In 1816 vaardigden de Nederlanden een wet uit dat de academische instellingen collecties moesten aanleggen ‘ter illustratie van de lessen’. “Die werden toen ‘gepredikt’ door de professoren “, zegt Verschelde. Voor de toenmalige opleidingen ‘wetenschappen’ en ‘arts’ moesten de studenten anatomie leren en dat was erg moeilijk zonder voorbeelden. Illustraties bestonden nauwelijks en waren soms gemaakt door tekenaars die het dier of preparaat in kwestie nooit echt gezien hadden.
Een archieffilmpje uit het begin van de jaren 1980 toont dat het Dierkundemuseum vooral intern gebruikt werd.
Sinds de start in 1817 is de collectie doorlopend gebruikt ter ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Ze bestaat uit weefselpreparaten, skeletten, microscopische preparaten, glazen potten met dieren op sterk water, opgezette dieren en gedroogde exemplaren. In 1972 verhuisde ze naar haar huidige plek in de Ledeganckstraat, waar ze blijft na de opening van het GUM.
Tenen van landschildpadden
Lang niet de hele collectie zal te zien zijn in het GUM. Dat zou ook moeilijk gaan, want Verschelde schat ze op vijftigduizend stuks. “Ik ben met mijn digitale inventaris bij eenendertigduizend geraakt tot nu toe.” Studenten hadden altijd toegang tot de collectie, en dat is eraan te zien. “Ik heb geen enkel landschildpadskelet meer dat nog al zijn tenen heeft en alle egelvissen missen stekels.”
De kleine leszaal staat klaar voor de cursus evolution @ work, over de evolutie van de schedelbeenderen. / Foto: Dominick Verschelde
Het Dierkundemuseum opende pas voor publiek toen Verschelde zich daarvoor inzette. Hij organiseerde twee tentoonstellingen per jaar. Nu is het museum al bijna drie jaar gesloten door de verbouwingen voor het GUM en ook de educatieve functie staat op een laag pitje. “Ik heb gelukkig nog een kleine ruimte met een honderdtal stuks kunnen inrichten, zodat ik enkele cursussen kan blijven geven. Na de verbouwing opent de collectie weer voor wetenschappers en studenten en dat op een betere manier dan ooit. Dat troost mij.”
Over prinsen, olifanten en kalveren op sterk water
Dominick Verschelde heeft na meer dan 22 jaar heel wat verhalen over zijn belevenissen, om te beginnen zijn eerste rondleiding in 1997, zijn vuurdoop. Prins Laurent kwam het museum bezoeken met twee Gentse schoolklassen en een hele hoop hoogwaardigheidsbekleders. Toen Verschelde aan professor Coomans, toen verantwoordelijk voor het museum, vroeg of hij nog iets kon doen ter voorbereiding van het bezoek, zei die dat Dominick de rondleiding maar moest geven. “En toen besefte ik dat ik dat nog nooit gedaan had!”
Montage van het skelet van olifant Chamba / Foto: Dominick Verschelde
Een ander hoogtepunt was het bemachtigen van een olifantenskelet: Chamba uit het dierenpark Malter, lievelingsdier van menig Gents kind, moest worden geëuthanaseerd. Verschelde heeft de olifant zelf uitgebeend en het skelet geprepareerd en gemonteerd, een proces van vele jaren.
Maar het grappigste verhaal vindt Verschelde dat van kalfje Willy, van Neveneffecten. “Het programma Basta organiseerde een barbecue voor zijn kijkers, daarvoor moest een kalf worden geslacht. Dat beestje moest nog een laatste mooie dag krijgen en daarom zijn ze met hem onder andere bij mij in het museum op bezoek geweest.” Een kalf op bezoek krijgen is op zich al best speciaal, maar voor Verschelde was vooral de reactie van zijn collega’s grappig. “Toen de vrachtwagen met het diertje aankwam, midden in het spitsuur, kwam iedereen me in paniek vragen wat ik met dat kalf ging doen. Ze dachten zeker dat ik het op sterk water ging steken.”
Kalf Willy op bezoek in het Dierkundemuseum / Foto: Dominick Verschelde
Showbeest
En dan was er de draak, Dominick Verscheldes meest beroemde verhaal. “Alle eigenschappen die mensen in de loop van de geschiedenis toedichtten aan draken, kun je zien in de natuur.” Daarom bedacht hij hoe de legendarische dieren zouden leven, mochten ze bestaan. “De mannetjesdraak maakt een shownest om een vrouwtje te lokken en biedt zijn toekomstige partner een prooi aan, om te vermijden dat ze hém zou opeten. Vrouwtjesdraken zijn namelijk vele malen groter dan mannetjes.” Als apotheose ‘maakte’ Verschelde een draak. Hij bouwde een skelet uit de beenderen van een python, een konijn, een kip en een kalkoen.
Komt dat mooie skelet met het interessante verhaal in het GUM? “Nee”, zegt Verschelde. “Het GUM is geen museum van mooie stukken. Als er iets tentoongesteld moest worden en ik had een lelijk versleten en een mooi exemplaar, koos ik natuurlijk voor het mooie. Maar ook in het GUM is er een verhaal dat we willen vertellen… en daar hoort een draak niet in thuis.”
Draak Rubi in het museum van Venlo / Foto: Dominick Verschelde
Wandelende tak
Dat brengt ons weer bij de stokpaardjes van Verschelde, onderwijs en het vertellen van verhalen. “Dat is waarom ik het doe, om mensen te laten zien hoe fascinerend wetenschap is.” Het mooiste verhaal voor hem is dat van de wandelende tak. “Ooit kwam een koppel met hun zoontje juist voor sluitingstijd binnen. Ik liet hen nog even blijven en omdat die kleine zo geïnteresseerd was in het terrarium met de wandelende takken, heb ik zo’n insect op zijn hand gezet.” Een foto daarvan, die hij als bedankje opgestuurd kreeg, staat nog altijd op zijn bureau.
Het gaat Dominick Verschelde aan het hart dat zijn geliefde collectie nu nog langer achter slot zit, beschermd tegen het stof van de verbouwingen. Maar hij spreekt zijn GUM-collega’s moed in: “We moeten nog wat geduld hebben, maar ik weet zeker dat we met onze grote inzet met nog meer energie opengaan dan nu gepland was, en dat het zal knallen.”
Ilse Boeren