Eline (39) openhartig over haar depressie
Al sinds haar jeugdjaren wordt Eline Vercruysse (39) geteisterd door depressies. Ze merkt dat psychologische problemen ondertussen bespreekbaarder zijn geworden, maar dat er nog steeds een stigma aan kleeft. In een gesprek metHoofdzaak is ze openhartig over haar depressie en de vooroordelen waarmee ze te kampen heeft.
Wanneer heb je voor het eerst gemerkt dat er iets aan de hand was?
‘Dat is heel geleidelijk gegaan. Al vanaf mijn veertien jaar zat ik niet goed in mijn vel. Ik werd uitgesloten op school omdat ik uit een ander dorp kwam en studeren verliep allesbehalve vlot. Later bleek dat ik dyslexie had, maar in mijn tijd op de middelbare school was dat helemaal nog niet zo gekend. Omdat mijn probleem niet werd herkend of onderzocht, liet de school mij telkens naar een andere richting zakken. Door die combinatie voelde het aan alsof ik niets kon en er geen juiste plaats voor mij bestond. Toen er dan ook nog eens een slecht vriendje op mijn pad kwam, liep de emmer over en heb ik voor het eerst een overdosis pillen proberen nemen. Na vele bezoeken aan psychologen en psychiaters werd er in die periode nooit een diagnose gesteld, maar achteraf bekeken zou je dat dus wel mijn eerste depressie kunnen noemen. In 2012 volgde dan een nieuwe piek en werd ik voor een half jaar opgenomen in het Centrum voor Psychiatrie en Psychotherapie in Pittem.’
Hoe uitte jouw depressie zich? Kan je dat gevoel omschrijven?
‘Ik voelde me afgesloten, kropte alles op en durfde amper te spreken. In plaats van te spreken ging ik vooral denken, maar na een tijdje denk je zodanig veel na dat je niets meer helder kan bekijken. Een depressie voelt echt aan als een falen: je voelt je niet goed en je kan niet zeggen waarom. Je hebt eigenlijk alles om gelukkig te zijn, maar toch lukt het je niet. Ik twijfelde daardoor enorm aan mezelf als moeder, vooral omdat ik niet zo veel van mijn kinderen kon verdragen. Daar ga je je dan na verloop van tijd ook schuldig over voelen en zo gaat de bal aan het rollen. Die depressie is eigenlijk als een donkere wolk die er altijd hangt, soms wat dichterbij en soms wat meer op de achtergrond, maar echt weg is die nooit.’
Je vertelt dat jouw probleem niet werd benoemd. Wanneer werd er dan een diagnose gesteld bij jou?
‘Het was pas na mijn tweede grote piek in 2012 dat het woord depressie is gevallen. Waarschijnlijk werd het na mijn eerste zelfmoordpoging al gediagnosticeerd, maar dat heb ik nooit geweten.Zelfs toen ik bij mijn tweede depressie werd opgenomen in het ziekenhuis en later in een psychiatrisch centrum, hebben de behandelende artsen mij nooit gezegd wat er precies aan de hand was. Ik heb dat pas achteraf via mijn huisdokter vernomen, die me vertelde dat er effectief sprake was van een depressie.’
Hoe voelde je je erbij toen de diagnose dan eindelijk viel?
‘Hoewel ik snap dat het voor andere patiënten kan aanvoelen alsof ze plots met een label rondlopen wanneer er een diagnose wordt gesteld, was het voor mij een opluchting dat mijn probleem werd benoemd. Ik vond het heel spijtig dat ze mij dat in het psychiatrisch centrum nooit hebben willen of durven zeggen en was heel blij dat mijn huisarts dat wel deed. In het begin ben je daar dan natuurlijk wel heel fel op gefocust. Je beseft telkens weer: ‘ik heb een depressie’. Gelukkig veranderde die gedachte na verloop van tijd in een gevoel van erkenning. Door het te benoemen wist ik dat ik effectief aan iets leed en mij niet zomaar aanstelde. Dat mijn gedrag en gevoel terecht waren en dat het niets was waar zomaar licht over gegaan moest worden. Tijdens die periode volgde ook plots de diagnose van de persoonlijkheidsstoornis borderline, waarmee ik dus onbewust al mijn hele leven worstelde en die mijn neerslachtigheid en emotionele instabiliteit verklaarde. Ik vond het heel jammer dat ik ook dat pas via de huisdokter te weten kwam wanneer hij mijn psychiatrisch verslag met mij overliep.’
‘Die depressie is als een donkere wolk die er altijd hangt, soms wat dichterbij en soms wat meer op de achtergrond, maar echt weg is die nooit’
Heb je over die gevoelens kunnen praten met iemand die je vertrouwt?
‘Dat was eigenlijk het grootste probleem. Na mijn zelfmoordpoging op mijn zeventiende werd ik van de ene naar de andere psycholoog gestuurd met het idee dat zij het probleem wel snel zouden oplossen. Mijn familie probeerde mij op die manier te helpen, maar repten zelf met geen woord over de situatie. Ze beseften niet wat voor gevoel van eenzaamheid dat bij mij teweeg bracht. Als je uit je depressie wil geraken, moet je er ook echt over kunnen praten met de mensen in je directe omgeving. Ik ben toen ter compensatie heel veel dagboeken beginnen schrijven, waarin ik ongefilterd mijn negatieve gedachten neerpende. Op een dag heb ik er een op het bed van mijn ouders gelegd, als noodkreet. Dat was een hele grote stap voor mij, maar ik wilde hen duidelijk maken waar mijn gedachten naartoe gingen en dat ze er zelf ook iets aan konden én moesten doen. Spijtig genoeg verdween dat dagboek en was het alsof er nooit iets was gebeurd. Het is logisch dat je dan het probleem volledig bij jezelf legt en gewoon verder zwijgt, want dan ben je niemand tot last. Als ik die dagboeken van toen nu herlees en me inbeeld dat mijn eigen dochter zoiets zou schrijven, zou ik er met haar meteen een gesprek over starten.’
Kreeg je naast het zwijgen rondom jou ook te maken met vooroordelen?
‘Ik kreeg overal het gevoel dat het aan mij lag en ik de oplossing gewoon voor het grijpen had. Zelfs met mijn ex-man kon ik er niet over spreken. Hij zei altijd: ‘Gij hebt een probleem en als gij dat probleem oplost, dan kunnen wij weer verder’. Tegen vrienden en familie wil je dan niet spontaan beginnen over hoe je je voelt, want je wil de ander jouw negativiteit niet opdringen. Maar wanneer de mensen rondom je weten dat je bent opgenomen in een psychiatrisch centrum, dan denken ze al snel dat het probleem daar wel zal worden opgelost. Dat vind ik heel jammer. Het blijft fijn om er met iemand over te kunnen praten. Ik heb op een bepaald ogenblik beslist om geen energie meer te steken in kennissen, aangezien die gesprekken toch altijd zo fel op de oppervlakte bleven.’
‘Een ander vooroordeel kwam vanuit de overheid. Ik kreeg van de verzekeringen het bericht dat ik omwille van mijn diagnose met borderline geen verzekering met gewaarborgd inkomen kon krijgen. Dat wil dus zeggen dat als ik nu kanker zou krijgen of zonder werk val, ik geen uitkering krijg. Logischerwijs voel je je na zo’n afwijzing als ‘de zwakkere’ in de samenleving.’
Waarom denk je dat er zoveel onbegrip is?
‘Omdat het niet genoeg gekend is. Het heeft ook bij mij even geduurd om te beseffen dat je kan thuis zitten met griep, maar even goed met een depressie. Wat mij ook opvalt is dat er veel meer begrip ontstaat wanneer mensen iets gelijkaardigs hebben meegemaakt. Als je zelf nooit door een depressie bent gegaan, kan je je onmogelijk dat gevoel voorstellen. Daarom waren de groepssessies die ik in het centrum volgde heel leerrijk. Je moet het uiteindelijk nog altijd alleen doen, maar door de gelijkaardige verhalen die je hoort, voel je je niet meer alleen. Je herkent jezelf in bepaalde aspecten en je ziet mensen ook vooruitgang boeken. Sindsdien ben ik er veel opener over. Ik merk ook dat mijn nieuwe vriend, die zelf met een depressie heeft gekampt in het verleden, mij beter begrijpt en de juiste gesprekken voert. Als ik er nu over nadenk, besef ik wel dat de vele vooroordelen mijn herstel in de weg hebben gestaan. Had ik er met de mensen in mijn omgeving over kunnen praten, dan was ik in 2012 misschien nooit hervallen.’
Wat zou er kunnen helpen om het stigma rond depressie weg te krijgen?
‘Ik denk dat het belangrijk is om te durven doorvragen wanneer je merkt aan iemand dat het niet goed gaat. Op een dag tijd krijg je vaak verschillende keren de vraag ‘hoe is het?’, maar bijna niemand durft ‘slecht, en met u?’ te antwoorden. Dat is gewoon niet het antwoord dat mensen verwachten. Ik heb gemerkt dat wanneer iemand toch doorvraagt – vaak omdat hij of zij het in zijn omgeving zelf heeft meegemaakt – die heel vaak een nieuwe kijk heeft op jouw situatie. Plots zit het probleem niet alleen meer in je hoofd, maar wordt het iets tastbaars. Omdat je al zolang verstrengeld zit in je eigen denken, is het verhelderend om te beseffen dat er nog andere manieren zijn om je probleem te bekijken.’